Waternoot zijn drijvende, éénjarige planten die matig winterhard zijn. Ze overwinteren vooral in de vorm van noten (vruchtjes) die naar de bodem zakken en waar het volgende jaar weer een stengel met een nieuwe plant uit groeit. Waternoot heeft veel licht nodig, anders gaan de planten verslijmen. Waternoot haalt het benodigde voedsel direct uit het water, dat liefst behoorlijk van temperatuur is. Daardoor remt waternoot de algengroei en werkt het waterzuiverend. De drijvende bladeren zijn ruitvormig, leerachtig, grof gezaagd en lang gesteeld. Onder water zijn de bladeren tegenoverstaand en lijnvormig. Het is dankzij de bladstelen, die zijn opgezwollen, dat de waternoot drijft. Is de vijver minder dan 50 cm diep, dan verankeren de wortels zich in de vijverbodem. In de zomer van juni tot juli-augustus bloeien ze met witte bloemen die bij zonsopgang open gaan, maar wel slechts voor enkele uurtjes. Uit de uitgebloeide bloemen ontwikkelen zich later dan bruine en gestekelde vruchtjes. Deze vruchtjes zijn eetbaar en hebben de smaak van kastanjenoten. In de herfst verkleuren de bladeren naar mooi roodbruin wat je maar zelden bij waterplanten treft. Waternoot is mooi in kleine vijvers. Vermeerdering: De vruchtjes van de waternoot overwinteren in de modder op de bodem van de vijver. In het voorjaar groeien ze weer uit tot nieuwe planten. Dat kan natuurlijk alleen als de bodem vorstvrij blijft.
In de Plants for a Future database wordt ook de Trapa bicornis genoemd als goed eetbaar familielid van de waternoot. |