Allium ampeloprasum, ook wel wilde ui is inheems in Zuid-Europa, Noord-Afrika en Klein-Azië tot in de Kaukasus. De lengte van de bloemstelen is erg variabel, van 0.5 tot 1.2 meter. De wilde ui groeit zowel op droge als op vochtige grond en staat het liefste in de volle zon. Tegen de tijd dat de bloei aanvangt, zijn de bladeren goeddeels verdord. Het bloemscherm bestaat uit vele witte, soms roze bloemetjes. De kogelronde bloemschermen zijn gevat in papierige schutbladen die afvallen wanneer de honderden minieme bloempjes opengaan. De meeldraden en de helmknoppen steken uit boven het bloemscherm. Het blad is grijsgroen, tot 45 cm lang, heeft ruwe randen en voelt wasachtig aan. De bol is rauw en gekookt eetbaar. De kleine bollen kunnen aanzienlijk verschillen in grootte; van 2 tot 6 cm. Ze smaken redelijk sterk naar knoflook en zijn lekker toegevoegd in gekookte maaltijden. De bollen van gecultiveerde pareluien kunnen zeer groot zijn met een milde knofloof smaak. De bladeren kunnen ook rauw of gekookt worden gegeten. Ze zijn beschikbaar van de late herfst tot het voorjaar. De bloemen kunnen ook gegeten worden en hebben net als de bladeren ook een knoflook smaak. De bloemen staan o.a. leuk in salades. In deze database staan de best eetbare allium soorten die van nature in Europa voorkomen of hier al lange tijd ingeburgerd zijn. In de Plants for a Future Database zijn daarnaast ook nog een flink aantal goed eetbare allium soorten te vinden die in andere delen van de wereld groeien maar die het ook in ons klimaat waarschijnlijk goed zouden doen. Wil je weten welke allium soorten dit zijn kijk dan in de Plants for a Future Database (www.pfaf.org). |