De Oca is net als de knolcapucien afkomstig uit Zuid-Amerika en groeit in de Andes tot op zeer grote hoogten. Ze kunnen dus tegen een stootje, vandaar dat je ze hier in warme zomers een beetje moet beschermen tegen al te grote hitte. De plant kan tot een halve meter hoogte groeien, houdt van diepe voedselrijke ietwat vochtige grond en staat het liefst op een zonnige plek. De Oca heeft drie groene blaadjes die enigzins afhangen en een beetje op klaver llijken. De plant bloeit met gele bloemen. De bloemen zijn hermafrodiet, ze bevatten zowel de mannelijke als de vrouwelijke delen en worden door insecten zoals hommels en bijen bestoven. Als de knolletjes rijp zijn beginnen de bladeren af te sterven, dan is tevens de tijd aangebroken dit gewas te oogsten. Er zitten per plantje niet veel knolletjes aan, maar door een flinke hoeveelheid knolletjes te planten, kan de opbrengst meer dan acceptabel zijn. Door het oxaalzuur smaken de knollen aanvankelijk lichtzuur tot bitter. Maar daar bestaat een zeer goede oplossing voor. Door de knollen een drie- tot een viertal dagen in de vensterbank in de zon te leggen, ondergaat de smaak een zeer aangename metamorfose. De knolletjes gaan zoeter smaken en krijgen een bloemiger mondgevoel. Onze jaartelling verbleekt bij de gedachte dat deze knol al drie keer zo lang door de mens gegeten wordt. Hij werd namelijk door de Inca's al zesduizend jaar geleden gedomesticeerd. |