Duindoorn is een stekelige struik die 2 tot 5 meter hoogt kan groeien. Van nature komt de duindoorn voor op schrale gronden, zoals in de duinen. Ze zijn goed bestand tegen blootstelling aan zeeklimaat. Ze staan het liefst in de volle zon.
De duindoorn leeft in symbiose met een bacterie van het geslacht Frankia die in wortelknolletjes stikstof bindt. Dit proces vindt vooral plaats in jonge wortels. Door de stikstoffixatie is er lokaal meer stikstof in de grond aanwezig waar omliggende planten ook hun voordeel mee kunnen doen.
De duindoorn is tweehuizig, de mannelijke bloemen en vrouwelijke bloemen zitten op verschillende planten. Het is daarom belangrijk om zowel mannelijke als vrouwelijke planten aan te planten als je bessen met zaden wilt krijgen. De duindoorn wordt door de wind bestoven. De vruchten van de duindoorn worden 6 tot 8mm groot, zijn erg zuur en bevatten een boel vitamine c. Het schijnt dat de zure smaak enigszins verminderd wordt door vorst. De bessen worden ook gebruikt om fruitsap van te maken in combinatie met zoetere fruitsoorten. In de winter zijn de bessen in trek bij vogels. Duindoorn kan onder meer gebruikt worden als omheining omdat ze erg dichte struiken kan vormen en met haar stekels zo een bijna ondoordringbare barriere kan vormen. Duindoorn is tot slot een waardplant van verschillende soorten nachtvlinders.
Soms wordt de specifieke ondersoort Hippophae rhamnoides turkestanica genoemd. Deze soort is vooral een varieteit die meer richting het oosten wordt gevonden, wat verder bij de zee vandaan, en daar wellicht beter groeit. |